Blog 40: Helperholic

De zon zakt de zee in. Wietlucht, loslopende honden en geluid van de stemmen van Spaanse hippies omringen me. Een aarzelende gitaar probeert er doorheen te komen. Ik ben op een klif boven het strand in de buurt van Nerja beland. Ik zie iets bewegen in een boom en ontwaar een kind dat op de kop in een boom hangt. Na de retreatlocaties ben ik nu op zoek naar de communities hier in de buurt. Op uitnodiging van een Nederlandse vriend van Lieuwke ben ik vandaag hier naartoe gekomen. Daarover in het volgende blog meer. Dit blog legt meer over mijzelf bloot in de twee codependency patronen waarin ik mijzelf het meest herken: die van de helperholic en de controlfreak. Dat van de controlfreak volgt in een ander blog. 

Sinds twee jaar beluister ik de podcasts van Lars Faber over codependency. Over het jezelf afhankelijk maken van de waardering en erkenning van een ander. Daarin vertelt Lars over vier coping strategieën, die je jezelf hebt aangeleerd om met de situatie in je oorspronkelijke gezin om te kunnen gaan. In mijn geval hebben die strategieën mij toen geholpen, maar in het nu, zitten ze mij flink in de weg.
Van de vier (controlfreak, helperholic, loveadict en het victim) herken ik mijzelf het meeste in de eerste twee. Daar wil ik wat meer over vertellen om ook voor mezelf duidelijk te krijgen wat de reden is dat ik vaak in dezelfde situaties terecht kom.

Helperholic

 

Deze kant heb ik ontwikkeld toen mijn ouders het moeilijk kregen. De eerste zes jaar van mijn leven kan ik voelen als een fijne tijd in Doetinchem als oudste kind in een jong gezin dat in die zes jaar groeide van één naar vier kinderen, met een fijne buurt, vrienden om ons heen en heel veel buiten spelen.
Daarna zijn we verhuisd naar Gaanderen, een klein katholiek dorp, vijf kilometer van Doetinchem af. Daar integreerden we niet. Mijn Amsterdamse vader wilde niet dat er dialect gesproken werd, hield niet van small talk, was (is) zeer belezen en gaf niet veel ruimte aan onze gedachten en gevoelens. Mijn moeder was (is) ook een sterke persoonlijkheid wier familie oorspronkelijk wel uit de Achterhoek kwam. Ze hebben me veel goeds geleerd in de vorm van sexuele vrijheid, ruimte voor andere culturen (Tukse, Indonesische en Surinaamse vriendjes met wie we speelden), gezond eten (geen kleurstoffen, conserveringsmiddelen, geen frisdranken, weinig suiker) en er werd over van alles gepraat aan tafel. Gevoelens uitspreken, in discussies iets anders mogen vinden, ruzies oplossen, hebben we echter níet geleerd en dat gaf spanningen (waarschijnlijk omdat ze dat zelf ook niet konden). Hoe ruimdenkend mijn ouders waren naar andere culturen toe, andere manieren van leven (ze waren lid van de twaalf ambachten, van de NVSH, hadden de VPRO gids op dat gerecyclede papier) ze waren elkaars concurrent en niet liefdevol naar elkaar toe. Ik kan me niet herinneren dat ik ze één keer samen heb zitten knuffelen. Of dat mijn moeder bij mijn vader op schoot zat.
Ik ben gaan zorgen voor ze. Ze hadden het al zo moeilijk met zichzelf, met elkaar, met mijn zus, met mijn oudste broertje, ze konden er niet nóg meer zorgen bij hebben. Ook al werd ik gepest op de lagere school, uitgelachen vanwege mijn ‘domheid’, mijn uiterlijk en mijn kleding, mijn vermogen om heel hard te kunnen lopen, ik vertelde het niet. Ik kon het alleen wel aan, ik had niemand nodig. En zie, de helperholic en de controlfreak werden geboren.
Ik maakte de havermoutpap in de ochtend voor vijf personen, gaf de kippen en de papegaai te eten, vertrok keurig op tijd voor school, heb nooit gespijbeld, deed keurig mijn huiswerk, trainde zes keer per week (ik rende de 800 meter op Nationaal niveau) en vertrouwde mijn gedachten en gevoelens toe op papier die gelezen werden door mijn nicht en Mary, mijn penvriendin.

Dat helpen ging in mijn bloed zitten. Ik merkte dat dat positieve aandacht gaf. Het was iets dat gewaardeerd werd en het gaf geen conflicten waar ik niet mee om kon gaan. Ik ben fysiotherapie gaan studeren in Amsterdam om permanent mensen te kunnen gaan helpen. Weg uit de spanningen in ons gezin die steeds verder opliepen, weg uit het hokjesdenken en op naar de vrijheid van de anonimiteit van de grote stad, waar er altijd wel iemand een vergrote trap was van jouw versie en waar je geen uitzondering was. Ik heb van het helpen mijn werk gemaakt, zodat de ander als die bij mij was niet tekort zou komen. Ik ben stukken van die ander gaan oplossen. Ik heb het leven van veel mensen even een stukje lichter gemaakt door een beetje van hun last af te nemen door de pijn te verminderen. Zo deden we dat in de fysiotherapie. Onze cliënten bleven afhankelijk van ons therapeuten. Ze legden de verantwoordelijkheid van hun lijden bij ons en wij wisten daar wel raad mee. In ons ‘klokdenken’ was er voor elk fysiek probleem een logische oplossing: een wervel rechtzetten, spieren weer trainen, een teveel aan spanning in spieren weghalen en de klacht verdween.

Zorgen gaf mij ook een goed gevoel. Zowel omdat de ander er blij mee was, als dat ik nuttig was, ik was nodig. Heel calvinistisch. Lui zijn, niets doen werd door de kerk veroordeeld en is in ons westerse brein gebeiteld. Na mijn studie kwam het besef dat ik ook voor mezelf moest gaan zorgen. Door steeds mijn eigen behoeftes op een ander te projecteren, kwam ik niet toe aan heling van mijn eigen tekorten. Ik zocht een ‘Robin Norwoodgroep’ in Amsterdam op, die in tien stappen leerde om te gaan met relatieverslaving. De eerste stap om eigen verantwoordelijkheid te nemen en niet te wijzen met de vinger naar de ander als oorzaak van jouw problemen, was voor mij een openbaring. Als kind was je niet schuldig aan wat er met je gebeurde, als volwassene nam ik de uitdaging aan om om te gaan met de rugzak van toen. Die uitdaging duurt tot op de dag van vandaag. Ondanks tientallen jaren van trainingen en cursussen in de persoonlijke ontwikkeling (emotioneel lichaamswerk, systemisch werk, focussen, meditatie, yoga, mindfulness) sijpelt het patroon van de helperholic er steeds tussendoor. Nog steeds heb ik moeite met het voelen van mijn grenzen en daarna met het aangeven. Ik ben vaak zo flexibel dat ik ook de mogelijkheden zie van wat die ander wil of voorstelt. Dan ga ik daarin mee. Waarom niet? Voelt ook goed, doen dus. Maar wat als het net niet meer goed voelt, of dat ik wel heel vaak met de ander meega in wat die wil? Dan moet ik mijn grens gaan aangeven en dat maakt het spannend. Want wat als die ander gaat protesteren en “Nee” zegt? Dan moet ik omgaan met een soort van afwijzing, dan krijg ik een conflict en hoe los ík dat op? Dat heb ik niet geleerd….
 

En in deze woorden zit de oplossing. Stel dat ik niet uitga van een conflict, maar alleen aangeef dat ik iets anders wil of denk en dat dat OK is? Dat we kunnen overleggen of er een compromis mogelijk is. Dat ik de ruimte voel om hierover te kunnen praten. Als ik die ruimte niet voel trek ik me emotioneel terug en maak ik wat ik wil minder belangrijk dan wat die ander wil. Dat is wat ik herken van vroeger, waarin wat mijn ouders vonden belangrijker was dan mijn eigen gevoelens.

Dat emotioneel terugtrekken raakt me nu ik dit zo opschrijf. Dat ik mezelf bijna automatisch minder belangrijk maak dan die ander. Als eeuwige pleaser. Raar, of misschien helemaal niet raar, dat ik mezelf met reizen steeds weer in deze positie plaats als ik steeds weer nieuwe locaties met nieuwe mensen bezoek. Voel ik genoeg ruimte bij die ander om mezelf te voelen en om daarin eerlijk te zijn en dat aan te geven? Of ervaar ik die ruimte niet, trek ik me terug en laat ik die ander leidend zijn in ons contact?
Tot het niet meer nodig is, zal ik mezelf hierin tegenkomen. Ik hoop dat er een moment komt waarin ik liefdevol naar mezelf kan zijn als ik merk dat ik me emotioneel weer terugtrek en weet dat dat de plek of de mensen niet zijn waar ik me thuis voel. Ik hoef niet te blijven. En dat dat dan volkomen ok is, zonder dat ik dan denk dat het aan mij ligt en dat ik niet deug, of dat ik mijzelf moet aanpassen.

Op reis voelt het helpen nog steeds zó goed wanneer ik kan opruimen, schoonmaken, kan schuren en schilderen, kan masseren, kan koken….. Het geeft een fijn gevoel om dit te kunnen doen voor een ander, om de ander even te verlichten en blij te maken. De crux zit in de ruimte voor mezelf kunnen ervaren of niet. Zo ja, dan kan ik in het helpen ook mijn grens aangeven en beginnen en stoppen met klussen wanneer het bij mijn past. Dan kom ik graag terug om verder te bouwen aan een voorzichtige basis, want die moet opgebouwd worden van twee kanten. Ook ik wil die ander de ruimte geven zich veilig te voelen en zich gezien en gehoord te weten. Want die ander neemt ook haar of zijn verleden en codependency patronen mee, heeft ook te dealen met afwijzing en pijn. Daar samen aan willen werken, maakt dat we samen onze patronen kunnen gaan helen, ze kunnen gaan loslaten en daardoor de wereld om ons heen een stukje lichter kunnen maken.

Blog 40-1

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *