
“Wat zijn hier veel Nederlandse auto’s”, denk ik heel naïef nu ik een paar dagen terug ben in Nederland. “Overal gele nummerborden. Wel lekker warm weer, heb ik dat meegenomen?”
De laatste drie weken in Spanje waren letterlijke en figuurlijke bergen. Pieken en dalen tijdens inspanningen, werklocaties en ontmoetingen.
Laat ik beginnen met dat het achterland van Benidorm nu in mijn top drie van mooiste plekken ooit zit. De ‘Puig Campana’ torent boven de andere bergen uit en maakt dat de hoogste wolkenkrabber van Spanje aan de kust er uitziet als een legoblokje. De grillige vorm van een andere bergketen is bloedmooi tijdens de zonsondergang en de kleurschakeringen van de golvende bergen richting de zee zijn mystiek te noemen. Dit uitzicht was te bewonderen op een magische retraiteplek met een groot huis, en een aantal hutten, buitendouches en droogtoiletten die gefaciliteerd werd door twee Nederlanders, Dolf en Anne.
Maar om daar te komen zonder motor…. daar moet je wel wat voor doen! Vanuit Benidorm-strand vertrekt er een weg richting Finestrat die gelijk met twintig procent stijging omhooggaat. Dat trok ik fietsend niet, dus stapte ik af om de volgende tien kilometer de fiets de berg op te duwen. Bij Finestrat zelf bij de heerlijke bron ‘Font del Moli’ uitgerust en vers water getapt. Dat tappen deed ik niet als enige. Veel mensen kwamen naar deze plek met de auto met in de achterbak lege vijf of acht liter waterflessen om te vullen en mee naar huis te nemen. Als fietser met twee kleine flessen water, krijg je altijd voorrang.
Ik ben twee weken aan het werk geweest op twee hectare land op de helling van de ‘Puig Campana’ dat in terrassen was verdeeld en waar vooral veel olijfbomen groeiden. Er stond een klein caravannetje waar ik in sliep, een grote caravan op het hoogste terras met heel in de verte de blauwe zee van Villajoyosa die van een Nederlands stel was. Er waren nog twee yurts, waarvan er één in de verhuur was en de andere bewoond werd door de eigenaar John, een verbouwd huis dat verhuurd werd en een houten blokhut waar Raphael woonde die een hulpvraag had uitgezet op Facebook waar ik op afgekomen was. De twee weken hebben we besteed aan het vrijmaken van drie terrassen van onkruid, het schoonmaken van een camper en het caravannetje, het wegscheppen van mest, het maken van een windwall om de moestuin te beschermen tegen de harde windvlagen en het repareren van het toegangspad met beton en stenen.
Tussendoor maakten we uitstapjes in de omgeving en heb ik twee keer de ‘Puig’ beklommen.
Het was warm. Rond de dertig graden en nou ben ik wel wat gewend door het werk dat ik doe op een school in India, maar zo rond de middag lag al het officiële werk in Spanje al plat voor de siësta. Dan toog menig ambtenaar in werkkleding naar een restaurant voor een goedkoop ‘menú del dia’ voor twaalf euro: drie gangen inclusief een kopje thee of koffie of wijn.
Na twee weken verhuisde ik voor een kleine week naar de vriendin van John op twintig kilometer afstand om daar haar huis van buiten te gaan schilderen. Een heerlijke oase aan groen, dichtbij te rivieren, met uitzicht op de berg Bernia met veel citroen- en avocadobomen, acht kippen en acht (zwerf-) katten. Een dieptepunt hier vormde de warmte ’s nachts die bleef hangen in huis en de jacht op de onzichtbare bloeddorstige muggen. Dat een paar van die … muggen je zó wakker kunnen houden…..
Na dit verblijf had ik afgesproken weer op bezoek te gaan bij de prachtige retraiteplek en daar een nachtje te kamperen in mijn tentje.
Die reis verliep niet voorspoedig. Ik reed een tweetal keren verkeerd, moest weer terug, de hellingen waren te steil om te fietsen waardoor ik de fiets weer lopend ging duwen. De laatste kilometers duurden een paar uur. Het was op ‘t heetst van de dag, na elke twintig passen ruste ik hijgend uit, hangend over mijn zadel, dronk een paar slokken water in de schaduw, om weer verder te gaan of zittend even uit te rusten op een steen. Eenmaal over de pas wist ik dat het bergafwaarts zou gaan en gemakkelijker en dat was ook zo.
Eenmaal aangekomen zette ik m’n binnententje op, nam een buitendouche en trok schone kleren aan.
Ik was de eerste die op de fiets naar deze plek toe kwam. Eén vrouw is ooit met een rugzak komen lopen en de meeste mensen komen met de auto.
Deze plek, die ook kan uitgroeien tot een kleine community, was oorverdovend stil. Er liep een wandelpad langs dat gebruikt werd door wandelaars en mountainbikers en door de spaarzame bezoekers van de eigenaren en van de retreats. (Mocht iemand zich aangetrokken voelen tot deze plek dan kun je via mij de adresgegevens krijgen).
De dag erop vertrok ik bergafwaarts richting Alicante, waar ik de Flixbus zou pakken om naar Nederland terug te reizen, en reed ik het eerste stuk door een prachtig stuk berglandschap met mooie vergezichten. De kustweg zelf is weinig enerverend met lichte heuvels die dicht bebouwd zijn en waar veel wegen liggen. In Alicante heb ik twee campings geprobeerd, maar omdat er ook een groot feest in de binnenstad georganiseerd werd, lagen de prijzen boven de veertig euro voor één nacht. Dat vond ik te gortig en zocht een wilde plek om mijn binnententje op te zetten. Vuurwerk, veel lawaai van een grote weg en piepkleine miertjes hielden mij uit de slaap. Daar kwam in de vroege ochtend wat regen bij die me de boel vroeg deed opbreken. Zes kilometer voor het centrum van Alicante nam ik op het strand een ‘douche’. Ik had m’n bikini aangetrokken, stapte de zee in, waarna ik bij een van de alom vertegenwoordigde voetendouches een fles vulde met water om daarmee mijn lijf af te spoelen. Zo kon ik toch schoon de bus in. Toen ik om half drie ’s middags de bus wilde nemen mocht mijn fiets niet mee. Er was geen fietsenrek op de bus en na nader telefonisch onderzoek vertrokken er niet eens bussen vanaf Alicante waarbij de fiets mee kon. Wat nu? Ik heb even zitten huilen in de hitte en heb toen de helpdesk gebeld. Ik kreeg bijna het hele bedrag teruggestort (124 euro) en fietste naar het treinstation van Alicante om die mogelijkheid te onderzoeken. De dame die me te woord stond gaf aan dat de fiets wel mee kon, maar dat hij ingepakt moest worden, trappers er af en stuur parallel aan het frame moest staan. Ze wist echter niet waar ik dat kon laten doen, dus viel die optie op korte termijn af. Buiten in de schaduw van een enorme boom zitten nadenken. Telefoon bijna leeg, zonnepaneel op de fiets gedaan om de accu op te laden en een bevriende cliënte uit Almere gebeld, van wie ik wist dat ze onlangs naar Spanje was verhuisd. “Sabine, woon jij vlakbij Alicante?” Ze antwoordde bevestigend, 43 km vanaf het treinstation. “Mag mijn fiets bij jou staan als ik in Nederland ben?” Wederom antwoordde ze bevestigend. Toen in vijf minuten een vliegticket voor de volgende dag geboekt en op pad naar Sabine. Na drie uur door de hitte fietsen en een vertraging van een half uur omdat ik de fiets tegen een zeer steile heuvel op moest duwen, ontdekte ik dat Google maps mij via een heftig off-the-road pad verder wilde sturen (dat ging ik dus écht niet doen; die wegen zijn wel korter, maar omdat je niet hard kunt, duren ze veel langer). Dus onverrichter zaken terug gesjeesd langs dezelfde weg en de grote weg van de auto’s gepakt.
Heerlijk bijgepraat en hun verhaal aangehoord. De wens om de warmte op te zoeken, buiten te leven, minder prikkels te ervaren, minder pijnklachten en te wonen op een groot stuk grond waar de honden heerlijk kunnen rennen op eigen terrein, heeft ze doen besluiten om te verhuizen.
De volgende ochtend ben ik door Sabine afgezet bij het vliegveld en vertrok ik na bijna vier maanden terug naar Nederland. Ik nam het goede weer mee, zodat de overgang niet zo heel groot was voor me, al is het contrast zó groot met de droogte in Spanje en het overschot aan water hier. Met de bergen in Spanje en het ‘oneindig laagland’ in Nederland. Met de ruige onverzorgde natuur in Spanje en het aangeharkte land hier. Met de lege agenda in Spanje en de volstromende agenda in Nederland.
Zal het me lukken iets van het vrije spontane leven vast te houden dat ik de afgelopen vier maanden heb ervaren? De tijd zal het leren….