Blog 48: Mantelzorg

Met de leesbril van mijn tante op, speur ik op haar kin naar kleine haartjes die ik met mijn pincet in de aanslag, uit kan trekken. Daarna pak ik een klein schaartje en knip ik haar wenkbrauwharen en een verdwaalde neushaar bij. Ze zit muisstil mijn handelingen uit en knikt tevreden.
Twee jaar terug deed ze dit nog zelf. Nu is haar oog-hand coördinatie niet goed meer en ook haar zicht is zó slecht dat ze er steeds naast zit.
Haar mooie witte halflange haren zitten slordig en ik pak een borstel. Zachtjes borstel ik de haren bijeen, maak er een wrong van en zet ze vast met een haarklem. Ze heeft een hekel aan loshangende haren in haar gezicht en was altijd zo gebrand op een net kapsel.

In het leven van mijn tante voltrekt zich een omgekeerd proces. Dat wat ze kon, verleert ze nu langzaam op bijna alle vlakken. Heel verdrietig, maar ook heel bijzonder en intiem om dit te mogen meemaken.

Mantelzorg is iets dat je moet doen vanuit je hart, anders houd je het niet vol. Ik ben zo’n tien jaar haar mantelzorger nu. In het begin eens per twee weken en vijf jaar later ging ik eens per week langs in de Pijp (Amsterdam) en belde ik haar elke dag. Ik kwam langs voor de gezelligheid, voor de wandeling naar het museumplein, voor de groenten, de henna en de praatjes op de Albert Cuijp, voor de administratie en het samen koken en eten. Daar kwamen later steeds meer medische bezoeken bij. Twee jaar terug kreeg ze een delier bij een blaasontsteking en is ze niet meer de oude geworden. Ze bleef mensen en kinderen in haar huis zien, die anderen niet zagen. Ze werd achterdochtig, onvriendelijk, raakte heel veel kwijt, verstopte overal geld, kocht eindeloos leesbrillen, zonnebrillen, papieren zakdoekjes, servetten, schaartjes, pincetten en wasknijpers. Anderhalf jaar terug sloot ze zichzelf buiten met twee rollators op de galerij gevuld met een pak luierbroekjes. De crisisdienst werd erbij gehaald en kort daarna werd ze opgenomen in een kleinschalige 24-uur zorginstelling in de buurt. Als ik niet op reis ben, kom ik elke week weer. En als ik bel is haar vraag steevast “Waar ben  je nu?” Mijn neef en diens vrouw nemen met mij de mantelzorg op onze schouders. Ze is nooit getrouwd geweest en heeft ook geen eigen kinderen gekregen. 

Mijn tante is altijd mijn inspiratiebron geweest. Ze werkte als verpleegster in de binnenlanden van Suriname, later in Paramaribo en op Haïti. Ze reisde de wereld af, had altijd een licht getaande bruine huid, een iets scheve linker mondhoek, ze kon skiën, tennissen en yoga en deed aan lange afstand wandelen. Ik wilde ook zo’n onafhankelijk avontuurlijk leven en zij was daarom mijn lievelingstante.
Ze zorgde voor alle familieleden. Eerst voor haar eigen tante, haar moeder, haar neef, zwager en zus, tot hun moment van overlijden. Daarnaast paste ze op mijn kinderen en op andere neefjes en nichtjes als dat nodig was. Ze heeft eindeloos gewandeld op de hei, boodschappen gedaan, gekookt en geknutseld. Toen ze zelf hulp nodig had, heb ik geen moment getwijfeld en heb dat op me genomen.

Vorige week hielp ik haar op het toilet. “Buig maar goed naar voren, dan is het opstaan makkelijker.” Haar rechterhand zocht naar de beugel aan de muur. Ze veegde zich af maar vergat dat ze het papiertje in de wc kon gooien. Ik nam het van haar over en gooide het in de prullenbak. Ik nam de gelegenheid waar om haar aan te kleden in een gevoerde broek en extra warme sokken in haar oerlelijke nieuwe sloffen. Daarna ging ze met een lange winterjas en bijpassende sjaal in de rolstoel zitten. Met een plaid op haar knieën en handschoenen aan, liepen we naar de Oranjekerk voor een praatje en een kopje thee.

Zoals een kind leert van het níet kunnen naar het wél kunnen, leert het zichzelf aankleden, eten, fietsen, douchen, praten, sporten, lezen en nog zoveel meer. Vaak met hulp van een volwassene die het allemaal al beheerst, thuis, op school of op een kinderdagverblijf. Zo leert een oudere het weer langzaam af en heeft ook die hulp weer nodig, vaak in een verpleeghuis, van een mantelzorger of van de thuiszorg als hij of zij zelfstandig woont. 
 
Bij het eten zoekt de lepel van mijn tante haar mond. Ze mikt te laag en heel zachtjes geef ik de lepel van onderen een zetje zodat die haar mond wél bereikt. Ik snijd de stukjes brood heel klein voor haar en prik die aan een vork. Ik vul haar zinnen aan als ze een woord is vergeten. Ik fris haar geheugen op als we fotoboeken gaan kijken. Ik maak haar tandenborstel klaar en vul haar beker met water om te spoelen. Ik lees haar voor als ze in bed ligt, uit het boek van een Deense missionaris in Paramaribo. Ze neuriet mee met het mooie lied dat ik laat horen.
 

Eigenlijk is het een voorrecht om zó dichtbij iemand te zijn. Of het nou een klein kind is of een bejaarde. Het nieuwe leven van een kind lijkt in een opwaartse beweging te zitten, de onbekende toekomst in, nog vol verwachting. Het is een genot om een kind de grote kleine stappen vooruit te zien maken. Letterlijk als een kind gaat lopen, maar ook bij het voor het eerst fietsen zonder zijwielen, leren zwemmen, een cake bakken, een band plakken, een vis vangen, verwonderen over paardebloempluis, over condens op de ramen, over bloemen tussen stoeptegels. Die kinderlijke frisse blik van kinderen, komt recht ons hart in.
En eigenlijk gebeurt dat ook de andere kant op. Als een bejaarde je zo dicht bij zich laat komen, dat je haar mag helpen eten, of mee mag naar het toilet, of dat ze boos op je mag worden en weet dat je er gewoon de volgende keer weer bent, dat je bijna als haar schaduw zonder dat een ander het al heeft kunnen zien, haar mond al afgeveegd hebt, dat je weet dat ze van de lente houdt en daarom wat foto’s hebt gemaakt van de sprietjes die boven de grond uit komen…..

Waar bij een kind de toekomst open is en waarbij het bijna niet kan wachten tot het groot is, is dat bij mijn tante ook omgekeerd in een gemis aan zingeving. De toekomst lijkt achter haar te liggen. Wat ligt er dan vóór haar? Het voor zichzelf zorgen ligt achter haar in het verleden. Het sporten, het reizen, het werken, het wandelen, de kerk, kaarten en brieven schrijven, veel vrienden en familie, het kunnen lezen, zelf de radio of tv aan of uit kunnen zetten, dit alles is voorbij. Wat geeft haar dan nog zin om op te staan, levenslust?
Het zijn de kleine dingen die het doen.” komt er in me boven. Inderdaad de lente binnenshuis brengen met een bosje narcissen. Een afgestemd bezoek met echte aandacht voor haar.  Een mooi door mijn zus gemaakt schilderij van mijn vader. Het erkennen van haar frustratie als ze niet uit haar woorden kan komen of zich niet begrepen voelt.

En er komt nog wat bij kijken. Bij heel jonge of oude mensen komt afhankelijkheid om de hoek kijken. Je kunt niet zonder hulp van buiten, anders overleef je het niet. Kleine kinderen denken nog magisch en vertrouwen blindelings op de mensen die voor ze zorgen. Bij ouderen is dat niet meer zo. Gepokt en gemazeld door het leven is het vertrouwen vaak ook beschaamd. Sommige bejaarden worden blijmoedig oud. Ik zie de Indische dame altijd glimlachend in de huiskamer zitten met een bruine babypop op schoot. Maar mijn tante is vaak achterdochtig, balt haar vuisten dan en denkt dat er van alles gestolen wordt uit haar kamer en dat iedereen die er woont, het slecht met haar voorheeft. Ik blijf heel rustig, hoor haar aan, doe de deur dicht, waardoor er minder geluid doordringt. Soms vraag ik of ze even wil liggen, om de prikkels te verwerken.
Langzaam trekt ze bij, wordt ze rustig. “Jij hebt dit voor zoveel anderen gedaan.“, geef ik haar terug. “Nu doe ik het voor jou.” De spanning trekt uit haar lijf, haar armen ontspannen en ik leg mijn wang even tegen die van haar.
Dag lieve Mi.” zeg ik dan.
Doe je voorzichtig?” vraagt ze.
Zeker weten, tot volgende week, sribi switi lieve tante.

De liefde blijft. Ze wordt niet ouder, hooguit meer bewust.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *