Het is zó koud in de camper dat ik de zijdeur niet open kan krijgen. Klaar om de dag te beginnen en verder te gaan met het regelen van de uitvaart van mijn vader in een wat warmere omgeving dan deze ijskou in de bus. Mijn duim is zo koud dat die andere woorden vormt bij het swypen dan de bedoeling is. Ik zet een keteltje water op voor een kruik én in de hoop dat het zo wat warmer wordt en ik mezelf kan bevrijden. In de tussentijd schrijf ik mijn blog over mijn vader.
Ik ben in tweeëneenhalve dag naar Nederland gereden. Van het zuidelijkste puntje van Spanje in Andalusië naar Almere, waar mijn jarige zoon op een knuffel wachtte.
Mijn krachtige, eigen-wijze, onmogelijke, eigenzinnige, moeilijke, markante vader is op zesentachtigjarige leeftijd in dertig uur aan de gevolgen van een val op zijn achterhoofd overleden. Ik ben in die dertig uur via beeldbellen online geweest en heb zijn stervensproces mee kunnen maken.
Ik heb nog twee andere blogs in mijn hoofd, maar die moeten even wachten. Pa dringt zich op en vult mijn hoofd met herinneringen en regeldingen. Hij is bij me en trots op me. Ook trots dat hij op deze manier al zijn vier kinderen aan het werk heeft gezet en min of meer heeft ‘gedwongen’ om nu samen te werken aan de afronding van zijn leven. Want dat samenwerken is al jaren niet meer mogelijk door gevoelens afkomstig uit oud trauma uit onze jeugd. Hoe hervinden we elkaar in de geest van onze vader? Welke woorden kunnen we wél of niet uitspreken om te voorkomen dat de druk zó wordt opgevoerd dat de enorme puist openbarst? Of gaan we werken aan heling van dit oude trauma, zodat er hooguit een litteken overblijft?
In zekere zin voel ik een strijd tussen ons kinderen om de aandacht van onze vader. Nu nóg. Wie vond hij het liefste. Wie was hem het dierbaarste? Wie lijkt er het meeste op hem? Alsof je als kind het alleenrecht op zijn hart zou kunnen opeisen.
– Inmiddels heb ik de zijdeur open kunnen krijgen door de hete kruik tegen het handvat aan te duwen waardoor het ijs gesmolten is. Ik ga de hond en mijzelf uitlaten in het natuurgebied in de buurt. De adem van de hond blijft zichtbaar zweven in de lucht, terwijl ik er doorheen step op de rode kickbike die steeds trouw op mijn bezoek blijft wachten. –
Pa. Geboren als jongste van vier. Zijn broertje dat als tweede geboren werd overleed al binnen een dag. Pa. Niet begrepen door zijn vader. Pa, die journalist of acteur had willen worden. Pa, die zich door onze moeder liet veroveren en rationeel de beslissing nam om met deze energieke en daadgerichte vrouw te trouwen. Pa, die uiteindelijk de pedagogische academie (grappig: de P.A.) afrondde en in Doetinchem ging werken in het basisonderwijs. Die baan lag hem niet zo; niet uitdagend genoeg voor zijn intellectuele brein. Dat was wel zo in het werk in de politiek voor de PVDA als wethouder sociale zaken in Doetinchem. Met verschillende groepen mensen praten en proberen een middenweg te vinden tussen de groep en de overheid. Dat kon hij als de beste. Wat hij niet kon, was persoonlijk afstemmen en sociaal netwerken. Aanvoelen, interesse tonen en vragen naar het wel en wee bij mensen om hem heen, kon hij niet. Niet zakelijk en ook niet privé. Hij was goudeerlijk en kon niet veinzen. Dit resulteerde in een afscheid van de politiek na vier jaar, een moeizame relatie met zijn kinderen en een scheiding van onze moeder.
Pa heeft geworsteld. Gevochten om gezien te worden door zijn vader. Hij paste niet in de samenleving. Hij zocht een bijzonder tuinhuis in Amsterdam Noord en maakte daar een paradijsje van. Hij ging werken in de huishoudelijke hulp bij ouden van dagen en vond daar zingeving in. Ook vond hij dat in het Christelijk geloof met wat Joodse gebruiken. Hij vierde de sabbat, ploos de bijbel uit, beleefde zijn geloof zonder dogmatisch te worden. Pa was zeer belezen. Vooral politiek en geschiedenis hebben hem tot het einde van zijn leven geïnteresseerd, oud of actueel, in welk werelddeel dan ook, hij haalde het van het internet af.
Pa en ook mijn moeder, gingen in de jaren zeventig hun vier kinderen voor, in een duurzaam en bewust leven. We leerden om ons niet te schamen voor ons lijf, ons bloot zijn en onze seksualiteit. We hadden een composthoop, fruitbomen en – struiken, kippen, voorzetramen (voorloper van ‘t dubbele glas van nu), een hooikist en een fietskar waarmee mijn pa de boodschappen deed.
Het spelen met kinderen van andere nationaliteiten werd heel erg gestimuleerd. We hadden Indonesische en Turkse vriendjes en toen mijn moeder in een groot opvanghuis ging werken na de onafhankelijkheid van Suriname, kwamen daar Surinaamse en Hindoestaanse vriendjes bij. We aten onbespoten groenten, geen e-nummers, geen snoep, zeker geen ranja en ook alcohol werd gemeden. We speelden eindeloos buiten: we maakten eigen boomhutten, rolschaatsbanen, deden buskruit (verstoppen nadat de bal was weggeschopt), stookten vuurtjes, knikkerden en ergerden de buren door te tennissen tegen de muur.
Drie van de dierbaarste herinneringen waren het ‘blootje lopen’, het verstoppen in het bos met onze vader en de liefde voor zijn papegaai.
Bij het eerste deden we de gordijnen dicht en kleedden we ons uit tot op ons ondergoed en dan gingen we stoeien met onze vader. Ieder kind hing aan een ledemaat en deed een poging om hem op de grond te krijgen. En hoezeer dit ‘blootje lopen’ in deze tijd nu een zeer beladen gegeven is, toen was het niet seksueel en alleen maar één groot feest voor onze lijven.
De tweede fijnste herinnering was het samen verstoppertje spelen. Soms gingen we met ons hele gezin naar het bos om ons daar op onmogelijke manieren te verstoppen in een boom, één te worden met de grond door ons half in te graven en te bedekken met bladeren of door de zoeker te besluipen en dan jezelf vrij te ‘buuten’ bij de ‘buutboom’.
De derde herinnering was er één waarvoor ik toen door de grond zakte van schaamte. Mijn vader kleedde zichzelf om in een driedelig grijs kostuum uit zijn wethoudertijd en nam onze kaketoe mee aan een halsbandje naar de kermis in ons dorp. Hij zette de papegaai op de grond en liep er zelf achteraan.
Je kunt lezen tussen de woorden door, dat ik trots op hem ben. Dat ik heel veel van hem gehouden heb, ondanks dat hij niet vermogend was om conflicten aan te gaan en ze op te lossen. Hoe kun je iets dat je niet hebt geleerd toch doen? Er waren ontelbaar ongemakkelijke momenten met hem. Er was boosheid, frustratie en onveiligheid voor mijn gevoelens, veroorzaakt door zijn fysieke en emotionele afwezigheid. Pa zat verstrikt in zijn eigen wereld en in zijn eigen hoofd. Toch was er zoveel samen. Vooral in de afgelopen jaren. Samen genietend van het uitzicht van zijn dijkhuisje in Duitsland. Samen in de tuin aan ‘t werk. Samen het graspad lopen achter zijn huis en ik even naakt ‘t water in dat ernaast stroomde. Samen appelmoes maken van de appelbomen in de boomgaard. Samen kaasfondue eten in zijn scheve huisje. Samen eindeloos praten over de zin van het leven. Ons laatste gesprek op reis was eerlijk, lang en helend. Geen losse eindjes meer; het maakte onze relatie rond. Zaterdag was ons laatste samen. Toen hij zijn ogen nog open had en zijn hand nog in die van mijn broer kon knijpen beeldbelde ik hem in Spanje. Hij zag me, hoorde me en reageerde op me. Maandag, om iets na één uur in de nacht maakte hij me in de geest wakker, toen ik op de terugreis naar Nederland een paar uur probeerde te slapen. Hij zei dat ik weer op weg moest en “Ik trek het niet meer.“. Even later beeldbelde mijn zus “Pa is zojuist overleden.“.
Weer hebben vier kinderen met hem te stoeien. We hangen figuurlijk elk aan een ledemaat, we hebben elk een taak om zijn leven af te ronden. We hoeven niet meer te concurreren: we hebben elk een eigen plek in zijn hart. Twintig januari vieren we zijn leven dat voor altijd via ons weer verder gaat.
Pa, dank je wel, namasté.
